Voor de dertiende verjaardag van onze schrijversgroep Friday Night Writing Party kroop ik voor het eerst sinds de uitgave van Lisse weer in de pen. Dit is het resultaat, geïnspireerd door de laatste alinea* van het verhaal, en de Franse reportage ‘Les plages de l’embarquement’:
Oversteek
Het had een avontuur moeten zijn. Dat flitste door mijn gedachten toen het zeewater me de adem benam. ‘Daddy!’ Een van de jongens met een zwemvest klampte mijn camera tegen zijn borst, ik haakte me vast in de riem. Af en toe ging ik kopje onder.
Maandenlang had ik me voorbereid. Gewapend met een voetbal en een volgestouwde auto trok ik naar de Jungle van Calais. De waterdichte camera woog zwaarder dan verwacht, maar alles was relatief tegenover de miserie waartussen ik leefde om het vertrouwen van de jongens te winnen, sommigen nog geen achttien. ‘Iedereen behandelt ons als beesten, dus werden we beesten,’ vertelden ze, ‘maar Daddy behandelt ons als jongens, dus mogen we weer jongens zijn.’ Het nam mijn laatste angsten weg. Ik moest de wereld tonen hoe ze onder dekzeilen sliepen en kookten met gevaarlijke bedrading via autobatterijen. Hoe ze opgejaagd werden door een regering die niet de moeite nam te luisteren. Eens ik hen aan het praten kreeg, stroomden de verhalen als een nooit eindigende zondvloed uit hun geheugen. Mijn camera legde alles vast en liet mij leeg achter. Mijn medelijden wilden de jongens niet, maar mijn project vonden ze fantastisch. ‘We worden beroemd!’ ‘Ga je het ook uitzenden op Insta en TikTok?’
Met een blik vol onuitgesproken dromen tuurden de jongens soms naar de overkant. Voor hen was het doodsernst. Oversteken of sterven in de poging, blijven was geen optie. Dat alle routes, behalve het water, waren afgesloten, deerde hen niet. Ze wachtten geduldig op de vrachtwagen, met de beloofde motorboot, die hen naar Wissant zou brengen. Vandaar was het slechts 40 km varen naar Folkestone. Mijn geheimhouding kostte me maanden pensioen, maar net daarom was dit het avontuur dat me de rest van mijn in-de-zetel-zittende leven zou bijblijven.
Toen de vrachtwagen ons een eind buiten Calais oppikte, hadden we er al een stevige nachttocht op zitten. Donkergrijze wolken hielden de ochtendschemer tegen. Ik had mijn parelgrijze kostuum aangetrokken. Om alvast de triomf van onze aankomst te vieren, of om die af te smeken van de hemel? Een veel te groot pak biljetten verdween in de handen van de smokkelaar. We werden op elkaar geperst rond de rubberboot en in het diepste duister gehuld. Toen de vrachtwagen met een ruk vertrok, klampten we ons aan elkaar vast.
Het leek een eeuwigheid te duren voor de laaddeur ons opnieuw toegang verschafte tot verse lucht. Het geraas van golven overdonderde ons. We stonden vlak aan een betonnen helling. Met een blaf joeg de smokkelaar ons uit de laadbak. Eendrachtig sleurden we aan de Zodiac die plots veel te klein leek om ons allen drijvende te houden. Ik kon nog steeds terug, zei mijn hoofd, dit was niet mijn reis. Ik kon bij de eerste de beste gîte aanbellen, een deftige douche nemen en ergens mosselen gaan eten.
Zodra de boot in het water lag, verdween de vrachtwagen. Ik klemde mijn tanden op elkaar en klampte me vast aan mijn camera. Elk moment konden de gendarmes hier staan, dus deelde ik snel de reddingsvesten uit. Er waren er niet genoeg. De tank zat gelukkig vol. Zouden de twee extra jerrycans voldoende zijn?
‘Get in!’ Ik hielp de jongens, het zeewater klotste om mijn broekspijpen. Vele handen hesen me aan boord. Geen weg terug nu. Luidruchtig kwam de motor tot leven, de boot bokte op de golven. Ik greep het roer en stuurde hem los van de kust, tot we niets meer zagen dan water om ons heen onder schemerige wolken.
Wegvaren van de donkere kust achter ons, bijsturen naar de smalle streep voor ons, manoeuvreren omheen de schaduwen van containerschepen en een felverlichte ferry uit Calais. Elk van hen kon de Franse kustwacht waarschuwen. Dan wachtte mij de cel en de jongens deportatie naar een centrum waar ze onder dwang asiel moesten aanvragen. Pas in Engelse wateren mochten we de voorziene toeter gebruiken om alarm te slaan, maar niemand wist waar die grens juist lag.
Toen de motor voor het eerst sputterde, liet ik me filmen terwijl ik moeizaam de benzine bijvulde op de eeuwig schommelende boot. Op het moment dat de motor weer in gang sloeg, wisten we niet meer welke verre kust welk land toebehoorde. De ochtendzon verborg zich achter dikke wolken. Een rilling trok door me heen, de jongens sloegen in paniek. Tot een van hen erin slaagde om een GPS-signaal op te vangen met slechts één blokje bereik. Het was voldoende, al waren we verder naar het ZW afgegleden dan de bedoeling was. We baden dat we snel in Engelse wateren kwamen.
Boven het voortdurende geraas van de golven hoorde niemand de olietanker, tot de misthoorn veel te dicht achter ons opklonk. Ik stuurde met een ruk naar links om het onwendbare schip te ontkomen. Als een voorbode des doods sneed het genadeloos door het water, zo dicht dat we de boeg konden aanraken. Onze boot werd meegesleurd op de hoge golf die de tanker langszijde opwierp. De camera viel zwaar om mijn hals toen ik tegen de omhooggestuwde kant van onze boot opklom. Met vereende krachten boden we tegengewicht en ontsnapten nipt aan een kapseizing. Toen sputterde de motor voor de derde keer.
Hoewel de tanker de kustwacht ongetwijfeld had gewaarschuwd, duurde het uren voor het kleine schip met de zwaailichten onze kant op voer. Slechts één vraag hield ons bezig: was het schip Engels of Frans? Overwinning of falen? Leven of dood? De wind gooide de golven tegen ons op. We klampten ons vast aan de touwen van de stuurloze boot. Het reddingsschip kwam slechts langzaam dichterbij, of waren wij het die steeds verder afdreven? De camera legde vast hoe ver een stel jongens zou gaan om hun vrijheid te winnen.
Toen schip vlakbij was, deed een golf onze boot kapseizen. Het zeewater benam me de adem. ‘Daddy!’ Een van de jongens klampte mijn camera tegen zijn borst, de riem mijn levenslijn. Ik proestte zout water uit. De jongen werd door de kustwacht uit het water gehesen. De riem brak. Het laatste wat ik hoorde, was een gekweld uitgeroepen ‘Hold on, Sir!’
Stroomafwaarts dreef een lijk. Bij Boulogne bracht een schipper het met de bootshaak aan dek. Geen papieren; parelgrijs pak; rond de 65.
*Bron laatste alinea: Félix Fénéon, ‘Het nieuws in drie regels’, Uitgeverij Vrijdag, 2009.
0 Comments