fbpx

Als schrijfopdracht voor dit verhaal kregen we in de FNWP een reeks bizarre dorpsnamen voorgeschoteld, waarvan we de naam met al onze inspiratie mochten verklaren. Ik koos voor het dorpje Vrouwenverdriet:

Het kleine dorpje in het hart van Noord-Holland was er een van sterke mensen. Een rijk geslacht, zo werd gezegd, met een stamboom die terugging tot in de tijd van de Vikings. De mannen waren stevige bonken. Lang, breed, gespierd, met blonde baarden en diepblauwe ogen. Ze beploegden de velden en haalden rijke oogsten binnen. De vrouwen waren gezellige gezette harde werksters die vaak hun stem lieten horen en het niet schuwden om menig man te commanderen. Deze liet zich gaarne doen, want de beloning die daar ’s nachts op volgde, stond in hemelsbreed contrast met het harde werk van overdag. Het was een kleine gelukkige gemeenschap die ver stond van wat er in de buitenwereld gebeurde.
Dat geluk werd verstoord toen op een dag een buitenstaander met donkere haren en donkere ogen kwam vertellen over het graven van de Nauernasche Vaart. Hij had krachtig manvolk nodig en verkondigde dat hij nergens sterkere mannen had gevonden dan hier. De mannen waren een en al oor en luisterden niet naar de waarschuwingen van hun vrouwen. Want de donkere man had gesproken van de zee. Die mysterieuze watervlakte die tot dan toe enkel in sprookjes had bestaan, bleek plots op maar een dagreis afstand te liggen, en de te graven vaart mondde erin uit!
Het grootste deel van de jonge mannen gaf zich op om te gaan graven. En de anderen, die eerst van hun vrouw niet mochten, gingen uiteindelijk stiekem toch, zodat de velden onder de hoede van de vrouwen, kinderen en grijsaards kwamen te vallen. De mannen waren dagen na elkaar weg, en als ze terugkwamen, brachten ze cadeaus mee voor de kinderen en stoffen voor de vrouwen die zachter waren dan ze ooit zelf geweven hadden. De vrouwen waren verrukt, en zo ontging hen de aantrekkingskracht die bezit had genomen over hun mannen.
Want er was een andere vrouw aan de horizon verschenen. Waren de vrouwen van het dorpje mooi, zij was aantrekkelijker, waren ze lief, zij was verleidelijker, waren ze kwaad, zij was woester. Van de eerste keer dat de mannen haar aanschouwden, slechts op een dagreis afstand, waren ze van haar in de ban. En ze zou hen nooit meer loslaten.
De stroom van geschenken droogde uit, de mannen bleven steeds langer weg. Een vrouw die haar man zocht, vond de hele bende op een avond in de nieuwe herberg die aan die pas gegraven Vaart was ontsproten. Ze staken samenzweerderig de hoofden bijeen en jaagden haar weg toen ze haar bemerkten.
Het gedrag van de mannen en het zware werk op de velden eisten hun tol van de vrouwen. Hun gezetheid veranderde in magere geharde spieren, hun gezelligheid verdween in frustratie en tirades als hun man nog een enkele keer verscheen. En ’s nachts, als ze alleen te bed lagen, durfde menig vrouw te huilen om haar man, omdat ze hem verloor aan die weidse woeste onvoorspelbare dame aan het einde van de horizon.
En daar eindigde het niet. Hoe verder de mannen van hun bed verdwaalden, hoe heftiger het Vikingbloed door hun aderen ruiste en hoe luider de zee naar hen riep en hen lokte met beloftes van uitkomende kinderdromen.
Dus toen de koopman die een handelsroute met Newcastle wou openen, aanmeerde langs de Vaart en zeebonken zocht om de riemen te bemannen, sloot elk van de op hol gebrachte mannen zich bij hem aan.
Een enkele vrouw zag het schip vertrekken, zij die moedig genoeg was, nog door dat sprankeltje liefde gedreven. En toen ze de zee zag, begreep ze het. Toen ze de zee zag en de zon zag verdwijnen achter donkere wolken, sloeg de angst haar om het hart. Want waar kon zo’n scheepje schuilen voor torenhoge golven en gutsende regenvlagen? En God, die donder en bliksem! De mannen mochten misschien Vikingbloed in hun aderen hebben, van zeevaren kenden ze niets. Verleid waren ze door dat sluwe schepsel, gelokt door haar lieflijk gezang. Maar eens in de val, zou ze haar prooi in de diepte lokken en met huid en haar verslinden. Dat begreep de vrouw toen ze de donkere wolken zag.
Ze bad een dag en een nacht tot God om de mannen te bewaren, behouden, terug te sturen, veilig en wel. Ze kreeg bijval van andere vrouwen, tot het hele dorp dagenlang bad op het strand. Zo zaten zij daar, de handen gevouwen, toen de eerste laars aanspoelde, een kist van hout, een hemd aan flarden gereten…
Het is nooit geweten wie het dorp de naam ‘Vrouwenverdriet’ heeft gegeven, maar het verhaal van de mannen die dronken waren van de zee werd van moeder op zoon doorverteld, tot op de dag van vandaag, om hem te waarschuwen voor de noodlottige verleiding van die andere vrouw.

Etymologie: Het dorp Vrouwenverdriet is een deel van de gemeente Zaanstad, ten noorden van Amsterdam. Het gehucht is gelegen aan de Nauernasche Vaart en de naam zou afgeleid zijn van een herberg die daar stond toen het kanaal uitgegraven werd, en waar de kanaalgravers uiteraard graag hun zuurverdiende centen aan drank kwamen besteden.

© Lyne Uytterhoeven 2016


0 Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *